Menheniot’s Industrial Past
De oude parochie Menheniot hield zich voornamelijk bezig met landbouw totdat, in 1843, een graafmachine nabij de kerk een smalle ertsader blootlegde. De grondeigenaar, Charles Trelawney, verleende de rechten tot mijnexploitatie aan James en Peter Clymo, die koper hadden ontdekt in Caradon Hill. In 1845 werd Wheal Trelawney erbij gevoegd met de Wheal Mary Ann, genaamd naar de grondeigenaar, Juffrouw Mary Ann Pollard, een landbouwster. Na 1860 was de bevolking verdubbeld tot 2500 inwoners door de grote toestroom mijnwerkers en het landelijke gehucht werd nu een industrieel dorp. De eerste twee mijnen werden ontgonnen tot 1400 voet diep. Uiteindelijk waren er meer dan twaalf actieve lood- en zilvermijnen in de parochie.
Tussen 1857 en 1872 bereikte de productie van lood en zilver een hoogtepunt, maar in 1875 werden de mijnen voorgoed gesloten. Mijnbouw bleek niet langer winstgevend vanwege de stijgende kosten, de lage prijzen voor mineraal en de dalende productie. Er werd wel gesteente teruggevonden uit de periode van de Eerste Wereldoorlog. Een dienblad in zilver uit de mijnen van Menheniot en in 1859 geschonken aan Peter Clymo staat tentoongesteld in het museum van Liskeard en omgeving.